Wanneer telt een bedwongen col nou eigenlijk echt mee op je palmares of lijstje? Is dat pas als je hem heel bewust hebt bedwongen en beklommen, of mag je hem ook tellen als je er toevallig langskomt op weg naar een ander doel? En telt ie dan ook mee als je hem in een soort van afdaling tegenkomt? Anders gesteld: mag je de Umbrail én Stelvio afvinken als je laatstgenoemde via Zwitserse zijde doet? En hoe zit het met de Glandon en Croix de Fer? Peyresourde (vandaag in de Tour) en Peyragudes? Ik ben van mening dat als je op wat voor manier dan ook heb gefietst om op een bepaalde col te komen, en dus niet met de auto, dat je hem mag tellen. Zo tel ik zelf inmiddels twee gevonden cols extra!
Toen ik woensdag niet over de Col de Romme richting de Col de la Colombière kon vanwege een wegafsluiting, was dat een flinke streep door de rekening. Okee, de Romme staat als extreem zwaar in de boeken dus heel teleurgesteld moet ik misschien niet zijn. Wel ben ik blij dat deze pas uiteindelijk werd gecompenseerd door de veel en veel makkelijkere Col de St Jean-de-Sixt. De Sixt stond niet eens in mijn routeboek en online vind je er weinig over terug, maar toch fietste ik gister drie kilometer voorbij Le Grand Bornand ongeveer tegen het officiële colbordje aan. Echt getrapt heb ik er niet voor dus wellicht kinderachtig om deze col mee te tellen, aan de andere kant moeten ze er maar geen bordje neerzetten. Die Col de St Jean-de-Sixt: dikke check!

De etappe van vandaag startte in La Clusaz, alwaar ik tóch slecht heb geslapen. Mijn hotel staat op ongeveer een derde van de klim naar Aravis, maar ook op een derde van de Col de la Croix Fry. Dat is makkelijk scoren dus. Ik vertrek om klokslag half negen en voel eigenlijk al direct dat de benen goed zijn. Ik heb een lekker ritme te pakken en voor ik er erg in heb kan ik rechtsaf slaan richting de Croix Fry. Ik heb dan vier kilometer geklommen en moet er nog vier om te kunnen strepen. Binnen drie kwartier heb ik de eerste col van de dag afgevinkt en daar staat me direct een verrassing te wachten. Een zijtak bovenop de Col de la Croix Fry leidt naar de Col de Merdassier. Twee kilometer klimmen voor een col die niet in mijn boek staat, wát een bonus! Ik neem zowel op de Croix Fry als Merdassier mijn moment om wat plaatjes te maken, waarna ik omkeer naar Aravis!
Het laatste stuk naar de Col des Aravis, de resterende vier kilometer nog, blijkt heerlijk te lopen en gaat tegen ongeveer zes procent. Ik haal voor het eerst deze expeditie andere fietsers in en dat betekent dat mijn lijf en ledematen langzaam aan het hooggebergte beginnen te wennen. Hoewel het hier nog onder de tweeduizend meter hoog is, kunnen we toch al wel spreken van serieuze Alpen! Op de op van de Col des Aravis is het druk. Heineken is met een vrachtauto een bestelling bij een aantal restaurants aan het afleveren. Ik pas, maar giet wel de inmiddels voor mij gebruikelijke twee cola naar binnen. Ik maak wat sfeerbeelden van een kerkje en bereid me voor op de afdaling naar Flumet. Vanaf daar alleen nog even de Col de Saisies over en mijn derde etappe zit er op.


Vanaf Flumet kun je op drie verschillende manieren de Col de Saisies opfietsen. Elke klim verschilt in lengte en dus ook in zwaarte, aangezien het aantal hoogtemeters onveranderd blijft. Ik heb me vooraf niet op detailniveau verdiept in de route en kies de eerste weg die aangeeft richting Le Saisies te lopen. Ik ben er nog niet uit of dat een verstandige keuze is geweest, maar het duurt een beste tijd voordat ik op de top geraak. Ik ben lekker aan het fietsen in fantastische natuur, maar op de een of andere manier komt de top niet dichterbij. Er wordt hier gegoocheld met de afstandsbordjes alsof we in Italië zijn. Na veertien kilometer ben ik boven en daar doe ik me tegoed aan een heerlijke lunch. Ik ben gelukkig alweer vergeten wat dat heeft gekost.

Het makkelijkste zou zijn om na de Col de Saisies de afdaling richting Beaufort in te duiken, waar het niet dat er hier nog een col in de buurt ligt. Maar anders dan bij de Col de Merdassier moet ik voor de Mont Bisanne heel hard fietsen. De eerste twee kilometer gaan nog wel tegen zeven, maar de laatste twee gaan tegen elf en tien procent. Mijn lichaam is hier overduidelijk niet voor gemaakt en waarschijnlijk simpelweg wat te zwaar. Ik kan me niet heugen dat ik het vroeger bij tien procent al zo zwaar had, maar mijn benen en kilometerteller zeggen anders. Na flink zwoegen en ploeteren bereik ik het uitkijkpunt dan toch en zie ik andermaal le Mont Blanc aan de horizon. Ongelooflijk dat dat ding nog anderhalf keer zo hoog ligt als het punt waar ik op dat moment zelf sta, vlak onder de tweeduizend.


Omdat ik het zo zwaar heb op de secties van tien kilometer, pas ik de route voor vrijdag wat aan. Ik ga de Col du Pré beklimmen vanaf de Roselend-klim in plaats van andersom. De Pré bestaat voor de laatste vijf kilometer alleen maar uit dubbele stijgingspercentages en daar pas ik voor. En omdat ik hem toch vanaf een andere zijde kan doen, met een kleine afdaling tussendoor, ga ik de Col du Pré keihard afstrepen. Want ik heb zelf bepaald dat cols ook op deze manier gewoon meetellen!
