Hij zit in je hoofd. Hij zit in je hoofd. Hij zit in je hoofd. Hij zit niet in je hoofd! Niet een of ander vreselijk deuntje waar je de hele dag niet vanaf komt, maar de Col de Vars. Een vreselijke klim die na de Glandon absoluut in mijn topdrie van meest gevreesden staat. Een keer eerder heb ik wel zo lang over die klim gedaan, dat ik er vrijdag echt tegenop zie. Het zal vast ook met de tweede dag op de Galibier te maken hebben (want beter wordt het niet), maar de motivatie is echt om te janken. Gadverdamme, de Col de Vars! Als donderdag een high was, dan wordt vrijdag een diepe low. Zo stap ik uit bed.
Om de aversie jegens de Col de Vars te begrijpen, moeten we terug naar een fietsvakantie met vrienden in 2015. Niet te verwarren met een vakantie met fietsvrienden. We zitten dat jaar gelegerd in Puy-St-Vincent als we na een voor mij dure en dramatisch verlopen eerste dag besluiten om op dag twee de Vars aan te vallen. En daarna misschien nog wel de Risoul. We hebben een mooie toeristische route uitgestippeld die bijna drieduizend hoogtemeters oplevert. Wat we even vergeten zijn is dat we bij de Vars pas tegen twaalf uur in de middag aankomen en het die dag ruim 35 graden is. Zelden gingen we (lees: ik) zo langzaam ergens omhoog. Risoul hebben we nooit gezien en met kramp in de poten keren we maar nauwelijks terug in het hotel. Bah!


Voor het vrijdag zover is, mag ik me eerst tegoed doen aan de Col de le Izoard. Ook al eens eerder gedaan (zelfde vakantie), waar het niet van de andere kant. Ik bevind me weer op de officiële weg van de Route des Grandes Alpes en dat merk ik direct bij vertrek als mijn benen nog niet echt willen meewerken bergop. Gelukkig duurt de Izoard liefst twintig kilometer, dus alle tijd om me op te warmen. Het is rustig op de route en verder blijkt in niets dat hier een dag eerder ook de Tour de France is gepasseerd. Geen kalk op de weg, geen campers langs de kant en bovendien nergens rotzooi te zien. Dat is toch een knap staaltje event-management van die Fransen. De Izoard loopt uiteindelijk lekker en ik ben binnen twee uur boven. Daar is het uitzicht op zich niet bijzonder, maar vijfhonderd meter van de top is het aan beide kanten schitterend, en zeer verschillend. De rotskant, dat is de kant die ik in 2015 al eens heb beklommen, geniet mijn voorkeur.
De afdaling naar Guillestre, startplaats van de Vars, loopt heerlijk. De eerste tien kilometer is het een echte klim-afdaling, de laatste twintig zou je kunnen omschrijven als vals plat naar beneden. Ik leg mijn ketting op de zwaarste kransjes die ik voor en achter maar heb en trap me een ongeluk om voor streeftijdstip van twaalf uur in Guillestre te zijn. De thermometer geeft dan net als in 2015 weer 35 graden aan en hoe dichter ik bij het beginpunt van de Vars kom, hoe meer mijn hoofd weer begint te malen. Gadverdamme ik moet doe klotenklim weer op. Het zal toch niet weer zo zwaar worden. Dat ik de Col de Vars vorig jaar nog van de andere zijde beklom en daar eigenlijk heel goed op terugkijk, neemt al die gevoelens en gedachten niet weg.

Het is tien voor twaalf en het voorwiel van mijn blauwe Canyon draait vanaf een rotonde in Guillestre de eerste meters van de Col de Vars op. Het is vreselijk warm, maar het loopt eigenlijk best wel lekker. Het zwaartepunt van deze klim zit in bet begin met enkele steile stukken van negen en tien procent, maar ik kom er goed door. Binnen no-time ben ik bij het waterpunt dat ik me nog van de vorige keren herinner. Eau portable staat er in het hout gekerft en dus is het ijskoude water drinkbaar. Vijf kilometer verder bestel ik een pizza en weer vijf kilometer verder ben ik op de top. Schitterende klim eigenlijk wel, die Col de Vars. Ik geloof niet dat hij al helemaal uit mijn systeem weg is, maar hij zit na vrijdag in ieder geval een beetje minder in mijn hoofd dan eerst. En dat krijgt de Col du Glandon deze expeditie niet meer voor elkaar.

