Motormuizen en wielrenners worden dus nooit vrienden

Gepubliceerd op dinsdag 7 juni 2016 in Transpyreneeën 2016
Col de Soulor

Op de top van de Col d'Aubisque zitten stoere mannen met lange baarden en inktzwarte tattoos. Hun helmen liggen naast hen of hangen nog aan hun motorfiets. Het is net niet mistig genoeg om te zien dat ze met heel veel zijn. Een man of twintig. De stemming is gemoedelijk en vrolijk zelfs. Ik groet. Geen blik of bloos, boe of bah krijg ik terug. Dat hoort zo, weet ik inmiddels. Motormuizen groeten geen wielrenners. Stelletje hufters. Sorry. Fietsers doen dat beter!

Als fietser in de bergen ben je, tenzij het heel hard hagelt, nooit alleen. Je moet je weliswaar zelf een weg naar boven zien te trappen, maar het is een komen en gaan van allez's, bravo's, aupa's (zelfs hier nog) en   komoptans. Zowel van inhalende als tegmoetkomende en dus dalende lotgenoten. Fietsers vormen een soort van broederschap en dat merk je onderweg. Dat zullen die motorcoureurs ook wel kennen, het probleem bij hen is alleen dat ze de weg alleen denken te hebben. Rekening houden met anderen doem ze niet. Wij, fietsers, moeten wel als de meest kwetsbaren op de weg. Het schept een band. Een lamme arm heb ik van het hand opsteken. Alle cyclisti groeten terug!

De beklimming van de Aubisque, waarvan men zegt dat het de mooiste van de Pyreneeën is, volgt na die van de Col de Marie Blanque. Dat is ongeveer een omgekeerde Burdincurutcheta, dus een rustige aanloop in dit geval met vier loodzware kilometers op het eind. Mijn benen zijn goed. Op stukken van twaalf en dertien procent moet ik vaak aan de grond, maar de hoeveelheid staat in schril contrast met de dag van gister. Toen hing ik als Joe Frazier onder in de touwen, nu stamp ik op de pedalen en hang ik zelfs stukken in de beugels zoals Pantani. Goed. Het zal de naam zijn: Marie Blanque. Dat klinkt ook gewoon als een lekkere berg.

De afdaling is bijna twee keer zo lang als de klim. Ik neb mezelf voor wat betreft deze col duidelijk gekastijdigd door van west naar oost te fietsen. Het hoogteverschil is namelijk gelijk, ongeveer achthonderd meter. Op de weg naar Laruns, van waaruit de Aubisque start, leg ik aan bij een bar-restaurant. Voor achttien euro geniet ik daar een driegangen luch met brood, carpaccio, salade, vis, rijst en ijs. En cola uiteraard, mijn stille motor op dit soort dagen.

Geholpen door de meer dan uitstekende lunch, vlieg ik de eerste niet al te steile kilometers van de Col d'Aubisque op. Ik passeer een man van gemiddelde CRT B+-leeftijd. Later als het steiler wordt pakt hij me met een brede grijns terug. Tres chaud, voer ik als excuus. Het is inderdaad weer extreem warm vandaag en naast de armwarmers ter bescherming tegen de zon, fiets ik ook met de beenwarmers tot kort onder de knieën. Ik trek wat bekijks, maar houd me bij het plan. Dan is deze kleding in ieder geval droog als ik over ben. De rest zit nog vochtig opgepropt in twee veel te zware tassen.

Na zes kilometer wordt echter ook deze beklimming zwaar. Ik ga beter dan maandag op de Soudet, maar de hitte werkt niet mee. Regelmatig tap ik vers water uit 'de muur'. Het is heerlijk fris en smaakt naar berg. Op anderhalve kilometer onder de top, als het uitzicht me al is ontnomen door de mist, bestel ik cola en Orangina. Een minuut later zit ik weer op de fiets richting zeventienhonderd-plus meter. Ik ben er opvallend vlot. Het is er koud. Ik neem mijn foto op de top en groet een stel motorrijders. Een mannetje of twintig.

Iedereen die niet weet wie Wim van Est is, moet nu naar Google. Hij is degene die me waarschuwt voor de afdaling van Aubisque naar de Col du Soulor. Omdat het mistig is, zet ik mijn koplamp aan op de knipperstand. Mooi, is dat ding ook niet voor niets meegenomen. De afdaling gaat goed. Ik houd stil bij de plaquette voor Van Est, doe daar een extra laagje kleding aan en vertrek naar de Soulor. Het is niet eerlijk, maar het bereiken van die top voelt ook als volwaardig. Mijn routeboek zegt links naar de Spandelles, ik kies voor rechts. Reden om hier ooit nog eens terug te komen.

Twintig kilometer dalen naar Argelès-Gazost resteert. Onderweg krijg ik het gevoel alsof mijn vader aan het hobbytuinieren is geweest, zoveel grind ligt er op de weg. Ik daal met zestig per uur. Alleen een lekke band kan me tegenhouden. Ik pik honderden steentjes op, maar mijn Schwalbe-buitenbandjes laten niets door. Na wederom bijna negen uur onderweg te zijn geweest, bereik ik na 95 kilometers om iets na zessen het hotel. Lekker, drie gangen!

Afgestreepte cols

7 Jun 2016
Col de Marie Blanque
1.035m
7 Jun 2016
Col d'Aubisque
1.709m
7 Jun 2016
Col du Soulor
1.474m
TP26-03 - Marie Blanque, Aubisque, Soulordinsdag 7 juni 2016 om 09:32
Afstand93.09 km
Hoogteverschil2.332 m
Tijd5u 50m
Kudos37