Het is gezellig aan de ontbijttafel in Villa Portillon. Ik zit er als eerste om tien over acht. Mijn eerste kop koffie en schaaltje met fruit heb ik net op als een Nederlands echtpaar uit de buurt van Bergen op Zoom komt aanschuiven. Echte Bourgondiërs, zie ik. We kletsen wat. Ze zijn gezellig. Een uur later zitten we nog aan onze croissants. Dat geeft op zich niet want het regent toch. Alleen moet ik naar de fietsenmaker en omdat ik niet weet hoelang het daar gaat duren, heb ik toch een beetje haast.
Ik verexcuseer me vriendelijk, pak snel mijn spullen en reken af bij de Britse eigenaar van zes fietsen en de Bed and Breakfast. Hij wenst me geluk met mijn fiets én verdere tocht. "Hardest part already done", verzekert hij me. Bij de fietsenwinkel sta ik voor een dichte deur. Lundi, Mardi, Mercredi... Hoe zit het ook alweer. Lundi is maandag, dat is vandaag. De bikeshop Luchon MTB is buiten het hoogseizoen open van Mardi tot Samedi. Lekker dan. Geen reparatie. Geen Superbagnères dus. Die doe ik alleen met nagekeken of vervangen remkabel, zo heb ik afgesproken.
Als ik vijfhonderd meter bij de bikeshop weg ben, voel ik toch de neiging de weg naar het skistation in te slaan. Deze klim schijnt zo ontzettend mooi te zijn met schitterende haarspeldbochten en 'tremendous views' op de top. In gedachten ben ik al bijna boven als ik bij bezinnen kom. Het regent en dus is de weg nat. In de afdaling van Superbagnères zullen mijn velgen dat ook zijn. Voor vandaag laat ik Superbagnères voor wat het is. Wellicht kom ik morgen terug.
In plaats van rechts, sla ik linksaf de Col du Portillon op. Ik ruik mezelf en ik stink. Ik walg ervan. De eerste twee dagen heb ik mijn koersbroek en truitjes nog keurig met zeep en shampoo gewassen, daarna ben ik er niet meer aan toegekomen. Oud zweet en opgedroogde regen verspreiden nu een lucht waar mijn gewassen lichaam het vandaag niet meer van kan winnen. Nieuwe regen- en zweetdruppels verzachten de boel iets. Die stinken minder dan die oude. Ik probeer het te negeren en de regen helpt daarbij. Er vliegt opmerkelijk minder ongedierte met mij mee omhoog dan op de voorbije warme dagen.
De Col du Portillon is de berg die in dit gebied Frankrijk met Spanje verbindt. De Portillon is niet zo hoog en niet zo lang. Ik moet lachen om het gemiddelde van zes komma zes procent. Ik onderschat de berg duidelijk een beetje, want onderweg krijg ik het op delen best zwaar. De fotomomenten zijn als rust voor mijn benen, die vandaag kennelijk niet super zijn. Misschien slaat de regen er te hard in. Of de spiervermoeidheid begint te komen. Nog nooit zat ik überhaupt langer dan vijf dagen achtereen op een fiets. Met een pauze op zaterdag doe ik dat nu toch al negen dagen achter mekaar. En dat in de bergen.
Ik zit te soppen in mijn schoenen. Sinds ik boven ben op de Portillon is het alleen maar harder gaan regenen. Toch zit ik stralend op mijn fiets. Met alle voorzichtigheid zet ik de daling in. Van de Spaanse zijde probeert men kennelijk een soort Alpe d'Huez-achtige klim te maken. In enkele bochten staat een mooie steen met daarop namen van bekende wielrenners. Carlos Sastre, Miguel Indurain, Pedro Delgado. Al deze Spanjaarden wonnen de Tour de Francia eens of meerdere keren. De steen van Alberto Contador zie ik zo snel niet. Ben benieuwd of daarop nog ruimte is voor het jaartal 2016.
Na een schitterend glooiende maar overwegend dalende weg van Bossost naar Saint-Béat, kom ik veel te vroeg aan bij mijn nieuwe overnachtingsverblijf. Ik kan inchecken vanaf vier uur, maar sta als een verzopen kat al om één uur in de middag op de stoep van dit werkelijk waar prachtige kasteel. Een Nederlands echtpaar leidt hier de boel. Zij kocht dit vervallen chateau in 2005, knapte het helemaal zelf op en runt er nu een... Ja, een kasteel eigenlijk. Ik voel me er zeer welkom en zal er twee nachten blijven. Morgen fiets ik een rondje. Via de Port de Balès kom ik opnieuw door Luchon. Eens zien of het daar dan al Mardi is. En misschien, heel misschien, Superb...