Ook ervaren fietsers maken nog fouten, keer op keer op keer op keer. Dat moet ook, want fouten zijn bedoeld om van te leren. Als het maandagochtend boven op de top van de Oberallpass slechts vijf graden is, weet ik mij gesterkt door een fout uit het verleden. En dat ik die dus niet nog een keer heb gemaakt of ga maken. In het restaurant - mijn favoriete beklimmingen hebben een restaurant bovenop - warm ik op met koffie en soep. Ik maak me op voor een afdaling van vijftig kilometer, maar niet voordat ik me goed inpak met kniewarmers, armwarmers een regenjas en jawel: winterhandschoenen. Ik wist wel dat ik die nodig zou hebben.
Als ik wakker word zeuren mijn en benen, en dan vooral de kuiten, nog na van die monsterlijke etappe van zondag. Om half acht zou ik aan het ontbijt zitten, maar dat wordt al half negen omdat ik maar moeilijk wakker word. Twee croissants en een chocoladebroodje bleken de vorige dag niet genoeg dus werk ik alles weg wat voorhanden is. Dat is bij mekaar een jus, twee volle bakken koffie, yoghurt, een appel, twee croissants met jam, drie sneden brood met een niet aan te raden combinatie aan vleeswaren, een kleine bol met smeerkaas en twee losse repen kaas. De uitbater van het hotel vraagt of ik genoeg heb gehad. Ja is het antwoord, maar had hij me nogmaals hetzelfde voorgeschoteld, was het opgegaan!
De Oberallpass vanuit Amsteg is bijna dertig kilometer lang. Ik vang hem aan vanuit Wassen en vanuit daar valt de klim makkelijk op te delen in twee stukken. Het eerste gedeelte tot aan Andermatt duurt elf kilometer en is zeer druk bereden. Halverwege is de ingang van de Gotthardtunnel die uiteraard voor fietsers verboden is. Het is even zoeken in de wirwar van allerlei wegen en knooppunten, maar na een uurtje peddelen bereik ik Andermatt waar onder andere de beklimming van de beroemde Furkapass start. Omdat ik moe ben en een dag ervoor veel te laat mijn ravitaillering plande, koop ik nu zowel chocolademelk, energiedrank als cola in de plaatselijke supermarkt. Twee ervan gaan op, de cola wordt bewaard voor later.
Het tweede en belangrijkste deel van de Oberallpass start dus in Andermatt en is dan nog tien kilometer lang. Het gemiddelde stijgingspercentage van vier komma nog wat kan genegeerd worden, want de eerste vijf van tien kilometers gaan tegen zeven procent. Daar doe ik de ontdekking van mijn leven want wat blijkt: ik fiets de hele dag al op het buitenblad. Op de Holterberg is er geen haar op mijn hoofd die denkt aan het buitenblad, maar hier zit ik op een buitencategorie col gewoon vijftig voor weg te stoempen. En hoewel dat wonderbaarlijk goed gaat, schakel ik snel terug naar binnen. Ik krijg er spontane goesting (moraal) van en binnen mum van tijd haal ik enkele andere bikepackers in. Wát een verschil met de dag van gisteren!
De vijftig kilometer lange afdaling richting mijn volgende hotel is koud en regenachtig. Ik zweet als een otter in mijn regenjack en dat betekent dat het ding zijn werk doet. Vijftig kilometer dalen klinkt overigens mooier dan het is, want na de eerste tien kilometer is het meer vals plat naar beneden dan echt dalen. En dus moet er stevig worden doorgetrapt. Ik rijd op een redelijk grote weg druk met verkeer en ik zoek lang naar een geschikte plek om handschoenen en regenjas weer uit te doen. Ik vind uiteindelijk een veilig inham langs de kant van de weg als mijn fietscomputer alweer 22 graden aangeeft. Dat komt net op tijd, want er moet weer geklommen worden en ik heb geen idee hoe lang.
De vervelendste klimmen zijn diegenen waar je niet op bent voorbereid. De beklimming naar Flims blijkt uiteindelijk ongeveer negen kilometer te zijn en telt vijfhonderd extra hoogtemeters, maar op het moment dat ik daar mee bezig ben heb ik dat niet helder voor de geest. Ik zoek een goede cadans waarvan ik in de beleving ben dat ik die een uur kan volhouden en fiets op ritme omhoog. Het gaat lekker, de benen zijn nog steeds goed. Zou dat dan de winst van de investering van gisteren zijn?
Wat omhoog gaat moet echter ook weer naar beneden en ook nu is de kortste route van A naar B niet mogelijk in verband met tunnels waar fietsers worden geweerd. Eenmaal aangekomen in mijn beoogde rustplaats blijken daar bovendien geen hotels te zijn en de hotels die er al op de route van morgen liggen, zijn onbetaalbaar. Of: ze zijn wel betaalbaar, ik lig liever voor de helft minder tien kilometer verderop. En dan nog betaal je 75 euro voor een nacht en zonder ontbijt. Mocht je ooit overwegen om van hotel naar hotel in Zwitserland op reis te gaan, heroverweeg maar nog een keer. In Chur is het echter prima vertoeven en het hotel waarin ik verblijf heeft prima kamers met dito douche.
Morgen zal ik dezelfde tien kilometer opnieuw afleggen in tegengestelde richting, waarna in ieder geval de Splugenpass wacht. Dat is een risico, want volgens officiële lezingen is de afdaling vanaf die pas richting Italië gesloten als gevolg van gevallen gesteente. Zwitsers zouden dat al lang hebben geregeld en opgeruimd, maar Italianen natuurlijk niet (sorry Lieke). Ik ga er gewoon voor en zie het morgen wel, wat er al ligt kan in ieder geval niet nog een keer vallen!