De Grossglockner-Hochalpenstrasse is een brede weg. Dat heeft zo zijn voordelen maar zeker ook zijn nadelen. En die tellen zwaarder op een rustige dag in het Oostenrijkse hooggebergte zoals ik die maandag had. Een van de voordelen van brede wegen, hier was het soms zelfs letterlijk driebaans, is dat je als fietser niet echt last hebt van ander verkeer. Maar als er vanwege slecht weer bijna geen ander verkeer aanwezig is op de berg, dan vervalt dat voordeel al snel. Blijft over, twee heel grote nadelen van brede wegen in de Alpen. Namelijk wind, en platte bochten. De Grossglockner-Hochalpenstrasse heeft heel platte bochten.
Goh dat is gek, zal iedereen denken, platte bochten moet je toch juist toejuichen? Die zijn toch lekker om even de spanning van de benen te halen? Om even een slok water uit je bidon te nemen omdat je op die steile stroken vooral beide handen aan het stuur wilt hebben? Klopt, jullie hebben allemaal gelijk. Dat is normaal ook zo, maar dan zijn de bochten niet zó plat. Een gemiddelde bocht op de Grossglockner-Hochalpenstrasse, als je hem vanaf de zuidkant bedwingt, duurt al gauw honderd tot honderdvijftig meter. Tegen nul, een of twee procent. Als je je dan bedenkt dat het hoogteprofiel van deze klim bijna continu tien procent aantikt, en je die stroken dus al niet in de bochten hebt liggen, weet je ongeveer hoe zwaar de rechte stukken zijn. Ik ben maandag zonder kleerscheuren boven gekomen, maar heb me lelijk in dit ding vergist!
Al vroeg in de ochtend heb ik maandag besloten om niet onderweg een kort uitstapje naar Franz-Jozefs-Höhe te maken. Dat betekent dat ik niet oog om oog met de Grossglockner kom te staan (ik heb hem denk ik wel gezien) én dat ik de gletsjer niet te zien krijg. Dat extra tripje kost in totaal zeker zestien kilometer extra waarvan de helft uiteraard hard bergop. De reden dat ik dit besluit al vroeg neem, is de donkere lucht die boven de Alpen hangt. Ik krijg regen en onweer op mijn dak en er is dus geen tijd voor wat extra uitzicht, helaas. Dat ik ruim drie kilometer tussen bliksem en donder doorfiets is eigenlijk al onverantwoord, maar ik zal toch die berg over. Gelukkig klaart het halverwege de ochtend, als ik reeds drijfnat van regen én zweet ben, wat op. Maar mijn besluit staat vast, geen heen-en-weertje naar de gletsjer.
Onweer, regen en een tok in mijn fiets zijn maandag niet het enige probleem, ik heb ook last van de wind. En ik heb er veel last van. Het waait hier harder dan op de Ventoux en hoge velgen vangen veel wind, dus ik zit niet lekker op het zadel. Bergop heb ik soms al last om mijn stuur recht te houden als een windvlaag me van de zijkant benadert. Niet alleen de velgen zijn echte windvangers, ook mijn tas aan het frame laat weinig door en doet zijn dienst als zeil. De wind maakt het in combinatie met de regen ook koud, maar gelukkig is dat probleem uit de wereld als ik boven de tweeduizend meter plots in blauwe lucht fiets. Zelden meegemaakt dat het boven op een berg tien graden warmer is dan in het dal, maar hier is het zo.
De vergezichten zijn bij helder weer dan inmiddels schitterend. De noordkant van Hochtor (zoals deze bergpas in de boekjes staat) is mooier dan de zuidkant. Op de top scheidt een tunnel beide werelden. Zuid is groen, noord is grijs, bruin, groen en eeuwige sneeuw-wit (ook bruin dus). Ook op noord waait het verschrikkelijk en met veel meer moeite dan bergop, houd ik in de afdaling mijn fiets recht. Ik doe dat met slechts één schoen in het pedaal, want ik moet met mijn lichaam soms echt een windvlaag corrigeren. De tok-kant van mijn fiets wordt zo wel mooi een beetje ontzien, terwijl ik tik zelfs nauwelijks heb gehoord.
Wie de zuidkant van Hochtor eenmaal heeft beklommen, rekent zich na de tunnel waarschijnlijk net als ik al snel te rijk. Na een afdaling van ongeveer drie kilometer moet je opnieuw tweehonderd meter de lucht in. Zo loopt de weg hier. Ben je eenmaal terug op serieuze hoogte, 2400 plus, dan kan ook aan deze kant een uitstapje worden gemaakt. Een aftakking naar de Edelsweissspitze leidt je naar bijna 2600 meter, maar ook deze laat ik liggen (voor later). Ik heb de grootste moeite om mijn fiets op de weg te houden en dat kost me erg veel energie, bovendien ben ik er eigenlijk wel klaar mee. Wie de Grossglockner-Hochalpenstrasse beklimt, bedoelt daar toch vooral de Hochtor mee en die heb ik toch maar mooi afgestreept. Ooit kom ik hier terug om te zien hoe het op de Edelweissspitze en bij Frans-Jozef is.