Marcus Mumford staat zachtjes op de speakers van het restaurant boven op de top van de Passo di Giau. Niet één liedje, maar gewoon een heel album. Dat is prettige muziek waar je rustig een hele tijd naar kunt luisteren, wat ik dan ook doe. Ik zit binnen, want buiten is het koud. Ik zit op 2200 meter hoogte, het regent en er dreigt bovendien onweer. Geduldig wacht ik op mijn tosti Dolomiti, als ik de opties voor een overnachting nauwkeurig tegen elkaar afweeg.
Alleen reizen tijdens een strip zoals deze betekent letterlijk eat, sleep, bike, repeat. Dat is hard werken. Het enige wat vaak redelijk makkelijk gaat is het sleep-gedeelte, op voorwaarde dat je tijdig een goed hotel hebt geregeld. Dat is op zich geen enkel probleem want hotels zijn er ook hier in de bergen in overvloed, maar het liefst heb ik ze ook betaalbaar. En dan vallen er opeens heel wat opties af, zeker in het populaire ski-oord van Cortina. Op donderdag zijn me eigenlijk alle plekken te duur, maar het zeer slechte weer doet me besluiten niet nóg een bergpas over te fietsen dus boek ik een hotel in het dal. Het blijkt de juiste keuze.
De afdaling van de Passo di Giau richting Cortina is voor mij ook in de stromende regen een en al herkenning. Bij aanzienlijk betere omstandigheden ben ik deze col al eens van deze kant omhoog gefietst en een groot aantal bochtpartijen weet ik me te herinneren. Het regent nu echter hard en ik voel het opspattende regenwater mijn schoenen en andere plekken binnen dringen. In mijn gedachten ben ik al bezig hoe ik deze hele zooi ooit nog weer droog krijg (voor vrijdag) als ik een enorme lichtflits aan de hemel zie. Het ziet er prachtig uit, maar ik schrik er toch een beetje van. Het is nog zeker tien kilometer naar het hotel en ik rijd precies de kant op waar het slechte weer vandaan komt.
Dat het weer flink zou gaan regenen in de Dolomieten was me vanaf het thuisfront al ingefluisterd. Die hadden dat dan weer vernomen van Kuipers-Munneke, mijn niet favoriete weerman van de NOS. Alles wat hij zegt, ik kan er niets aan doen, neem ik met een korreltje zout. Ik had beter moeten weten, zeker toen het donderdagochtend al flink bewolkt was en ook de beeldschone mevrouw achter de bar van mijn overblijfplaats meldde dat er tegen het einde van de dag toch echt regen werd voorspeld. Nouja, dat is pas het einde van de dag en dat zien we dan wel weer. Tegen die tijd ben ik drie bergpassen over en achter iedere berg ziet de wereld er vaak heel anders uit.
Behalve de Giau staan donderdag ook de Passo Duran en de Forcella Staulanza op het programma. Alle drie samen maken een monsteretappe. Niet qua kilometers, maar qua hoogte is dit het klapstuk van deze reis: bijna drieduizend meter de lucht in op één dag. En het is weer steil, zoals verwacht mag worden bij veel altitude en weinig afstand.
Op de Duran is het heerlijk starten onder een lichtgrijze wolkendeken. Er is nog geen dreiging van regen en omdat de zon er niet doorkomt is het niet te warm. De klim an sich vind ik niet zo bijzonder, maar trots vink ik hem af als ik boven ben. Nog minder boeiend is de Staulanza. Het is een brede weg langs een aantal skidorpjes en dat betekent ook in de zomer veel verkeer. De wolken zijn weg en de zon brandt er op los. De benen zijn goed en hoeven zo nodig niet van de fiets, maar bij meerdere fonteintjes sta ik toch stil om bidons aan te vullen en lichaam af te koelen. Op de top bestel ik een cola, vaste prik.
Eenmaal afgedaald naar Selva di Cadore heb ik inmiddels de eerste regendruppels al op mijn helm gehad. Het rommelt al wat in de bergen, iets wat duidt op naderend onweer. De Giau is een absolute klootzak van een klim, maar voor mijn gevoel vlieg ik er over. Net als twee jaar geleden op de Cayolle kunnen de benen kennelijk net wat extra als er écht slecht weer dreigt. Omdat de Giau volledig in de wolken hangt zie ik van het uitzicht niet zoveel. Hoeft ook niet, want ik ben bezig met veilig overkomen en met de vraag waar ik eet en slaap. Dat eerst maar eens regelen als ik boven ben.