Como is wel een leuk stadje. Het heeft een klein haventje aan haar eigen Comomeer en de terrassen zitten er bombol. Althans, dat is zo als ik er zaterdag rond het middaguur arriveer. Ik neem plaats aan het water en kijk wat om me heen, zoals eigenlijk alle mensen hier doen. De meeste vrouwen lopen hier vooral een beetje mooi te wezen (aanleiding: omdat ze het zijn) en de meeste mannen proberen daar op één of andere manier weer indruk op te maken. Het is een mooi tafereel waar ik niet aan mee doe, want ik zou niet lang in Como blijven.
Op de dag dat in het routeboek eigenlijk Airolo-Airolo staat met een monsterlijke bergrit met beklimmingen van Tremola, Furka en nogmaals Nufenen, zak ik al af naar Como. Daar behoor ik op zondag aan te komen, om vervolgems op maandag een rondje langs het Comomeer te doen. En vergis je niet, dat is wel even iets groter dan Bussloo of de Wythmenerplas. Met dat rondje van het Comomeer ben ik gister al begonnen, want dicht in de buurt bevindt zich een heel beroemd kapelletje dat alle wielerliefhebbers zouden moeten willen zien: Madonna del Ghisallo.
Madonna del Ghisallo, voluit Santuario della Madonna del Ghisallo, is een kerkje uit 1632 op de heuvel Ghisallo en is vernoemd naar een legendarische mariaverschijning. Het kerkje is beroemd als bedevaartsoord voor het wielrennen in Italië. Het ligt langs de route van de Ronde van Lombardije, ongeveer halverwege de plaatsen Canzo en Regatola. De klim er naartoe is zoals je mag verwachten voor zo'n bedevaartsoord, namelijk vrij heftig. Vanuit Bellagio, waar ik kort daarvoor heerlijk heb gegeten, klim ik tien kilometer naar Ghisallo met stroken van elf, twaalf, dertien en zelfs veertien procent.
In de Middeleeuwen werd graaf Ghisallo op een dag aangevallen door struikrovers. Toen hij een verschijning van Maria zag op een altaar, rende hij erheen en werd gered van zijn belagers. Zo gaat de legnde. Madonna del Ghisallo werd patroonheilige van reizigers. In 1949 werd Madonna del Ghisallo door Paus Pius XII uitgeroepen tot beschermheilige van wielrenners. Sindsdien wordt het kerkje veelvuldig bezocht door wielertoeristen. In het kerkje brandt een eeuwige vlam voor gestorven renners. Voor de deur van de kerk staat een standbeeld van Fausto Coppi dat in 1960 werd onthuld, alsmede een standbeeld van Gino Bartali, twee kampioenen van weleer.
Binnen in het kerkje hangen honderden wielermemorablia op ongeveer dertig vierkante meter. Oude stalen fietsen van Coppi, Bartali, Moser en Merckx hangen tegen het plafond, geflankeerd door vele, vele kampioenstruien. Gele truien, groene truien, roze truien en heel veel regenboogtruien. Stil word ik echter bij het zien van de fiets van Fabio Casartelli. Vorig jaar was en schreef ik al over zijn tragische ongeval toen ik net de Col de Portet d'Aspet had gefietst, maar dit is misschien nog wel indrukwekkender. Tussen alle wielerhistorie is deze fiets in bet kapelletje helaas de enige echte eyecatcher. Jammer dat de aanleiding zo droevig is, maar de fiets is er in goede handen.
Het bezoek aan Madonna del Ghisallo betekende voor mijzelf overigens wel een flinke omweg, want ik ben er geen kilometer dichter bij Rome door in de buurt gekomen. Sterker nog, ik ben letterlijk terug naar het noorden gefietst om dit te zien en zal die kilometers toch ook weer ergens in moeten halen. De planning is nog altijd om rond 5 september in Rome aan te komen en tot die tijd ga ik kris-kras door Italië, want onderweg valt er nog genoeg te zien. In rechte lijn en hemelsbreed is de afstand tot Rome nog 515 kilometer, maar dat is nog wel ongeveer het dubbele fietsen. Ben benieuwd tot waar ik vandaag kom, want vertrekken zonder vooraf geboekte overnachtingsplek is een openbaring!